Hoe onze bouwmethodes veranderen
De prijzen van bouwmaterialen als staal, beton en hout zijn constant in evolutie. De laatste jaren zien we vooral een opmerkelijke daling van de staalprijzen. Tegelijkertijd swingen de loonkosten, zeker in ons land, de pan uit. Het mag dan ook niet verbazen dat bouwheren, bouwfirma’s en andere belanghebbenden hiermee rekening houden bij het ontwerp van een nieuw bouwproject.
Dit sluit nauw aan bij Structural Value Engineering, waarbij reeds in de ontwerpfase rekening wordt gehouden met de kosten in de uitvoeringsfase. Een stabiliteitsstudie volgens de principes van Structural Value Engineering zal dus niet enkel de ‘hoeveelheid’ bouwmaterialen proberen in te perken, maar ook de actuele prijzen van die bouwmaterialen én de loonkost meenemen in de berekening.
Prijsevoluties
Bouwmaterialen
Bekijken we de prijzen van ijzererts (grondstof voor staalproductie) over een langere periode (vanaf 1885), dan zien we een lichte daling van de prijs rond het midden van de vorige eeuw, met een absoluut dieptepunt rond het jaar 2000. Van dan af schiet de kostprijs de hoogte in.
De onderstaande grafiek toont echter aan dat (wapenings)staal de laatste jaren te kampen heeft met serieuze prijsdalingen.
Dit kan grotendeels verklaard worden door het overaanbod van staal in China. Door de stagnerende Chinese economie is er minder vraag in eigen land, waardoor China zijn staal aan dumpingprijzen exporteert. Ondanks hoge importheffingen, ingevoerd door de EU, heeft die massa-import van staal een grote invloed op de staalprijzen bij ons.
Ook de prijzen van andere bouwmaterialen fluctueren doorheen de tijd, met gevolgen voor de manier waarop wij bouwen. Het principe is duidelijk: hoe meer een bouwmateriaal kost, hoe meer men in de bouwsector op zoek zal gaan naar alternatieve materialen of bouwmethodes.
Loonkost
Als bouwheer hou je niet enkel rekening met de kost van de bouwmaterialen, maar ook met de loonkost van de arbeiders. Een hoge loonkost kan het voordeel van een goedkoop bouwmateriaal soms volledig tenietdoen.
Zoals we intussen weten, zijn de Belgische loonkosten de hoogste van de eurozone. In de voorbije 15 jaar is de arbeidskost in de bouw met bijna 50% gestegen (van 70,22 in 2000 tot 103,31 in 2015).
bron
Die stijging wordt ook weerspiegeld in de tweede grafiek, betreffende het bruto-uurloon van arbeiders in de bouw.
De loonkost is dus een essentiële factor bij de berekening van de totaalkost van een bouwproject. Hoe hoger de loonkost, hoe meer men zal proberen om minder arbeidsintensieve bouwmethodes te gebruiken.
ABEX-index
De ABEX-index analyseert de kostprijs van de bouw van gebouwen en privéwoningen. DE ABEX- commissie verzamelt gegevens over het hele Belgische grondgebied en berekent een nationaal gemiddelde.
De index houdt enerzijds rekening met de kostprijs van bouwmaterialen, op basis van de productie van grote groepen die op nationaal, Europees of wereldniveau produceren, anderzijds met de arbeidskost, op basis van conventies die voor het hele land gelden.
Uit onderstaande grafiek blijkt dat ook de ABEX-index elk jaar stijgt. De index ging in 1914 van start met de ‘index één’, op basis van een eenvoudig huis en een handelspand, gebouwd in 2014.
Anders bouwen?
Bouwmateriaal versus arbeidsuren
Zo tot de jaren 50 wilde men vanwege de hoge kostprijs besparen op beton en staal. De loonkost was daarentegen veel lager dan nu. Het doel was dus om zo weinig mogelijk materiaal te gebruiken, ongeacht het aantal benodigde manuren.
Voor de bouw van bruggen werden bijvoorbeeld vaak klinknagels gebruikt om platen en profielen met elkaar te verbinden. Dit vraagt relatief weinig materiaal, maar het bevestigen van klinknagels is wel een tijdrovende bezigheid.
In die tijd maakte men ook gebruik van ter plaatse bekiste betonnen I-liggers. Het uitgangspunt was hetzelfde: een goed resultaat bereiken met zo weinig mogelijk materiaal, ongeacht de loonkost.
Vandaag de dag doet men net het omgekeerde: liever zo veel mogelijk besparen op loonkost, ook al heb je dan meer materiaal nodig. Wat niet wegneemt dat men ook wat het materiaal betreft naar het kostenplaatje kijkt. Door de dalende staalprijzen is staalskeletbouw bijvoorbeeld populair geworden. De firma be.Steel speelt daar handig op in door koudgewalste staalprofielen te produceren.
Ook prefabricatie zit in de lift, omdat men in een fabrieksomgeving efficiënter kan werken dan op een werf, met minder arbeidsuren tot gevolg. Prefabbeton en prefabwanden zijn hier goede voorbeelden van. Zelfs volledige prefabwanden, inclusief de façade, zijn aan een opmars bezig (zie bijvoorbeeld de firma Danilith).
Wat het metselwerk betreft, schakelt men dan weer meer en meer over op silicaatstenen en snelbouwstenen. Structurele wanden worden vandaag de dag niet meer met kleine bakstenen (‘boerkes’) gemetst. Grotere snelbouwstenen hebben immers een groter rendement.
Duurzaam bouwen
Door de moderne energie-eisen en de duurzaamheidstendens kiezen meer en meer bouwheren voor houtbouw. Ook bij houtbouw zijn er verschillende manieren om de uitvoeringskosten zo laag mogelijk te houden:
Het gebruik van gelamelleerd hout, waarbij de verschillende latjes werden gelijmd in de fabriek.
De keuze voor I-liggers van samengesteld hout. Deze worden in een machinale productieomgeving gemaakt en vereisen minder hout dan een massieve houten I-ligger.
Het gebruik van OSB-platen in plaats van multiplex-platen. OSB-platen worden van houtafval (schilfers) gemaakt, met een lagere prijs tot gevolg.
Geprefabriceerde houtskeletwanden kunnen de kostprijs drukken (zie bijvoorbeeld Canhouse).
Plastisch rekenen
Zelfs berekenmethodes worden soms aangepast om het hoofd te bieden aan stijgende prijzen. Begin jaren 2000 was er een enorme stijging van de staalprijzen. China kocht op dat moment veel staal wegens de economische groei die het land kende, waardoor het staalaanbod slonk en de prijzen de hoogte ingingen.
Om minder staal te moeten gebruiken, gebruikt men de ‘plastische’ berekening in plaats van de ‘elastische’ berekening. Het staal mag bij belasting doorbuigen tot een bepaalde waarde. Overschrijdt men die waarde, dan zal de staalconstructie bezwijken. Bij elastische berekening wordt het staal slechts belast tot wanneer het blijvend zou vervormen (voor staalkwaliteit S235 slechts 235 N/mm²). Bij plastische berekening wordt het staal belast tot het breekt (voor staalkwaliteit S235 360N/mm²)
De toekomst?
Hoewel de prijsevoluties natuurlijk afhangen van verschillende factoren (politieke verschuivingen, economische situatie in China, evolutie grondstofprijzen …) verwacht men in de bouwsector niet meteen grote stijgingen wat de staalprijzen betreft (bron 1 en 2). Het hardnekkige overaanbod van staal zal minstens in de komende maanden nog voor lage staalprijzen zorgen.
Het groeiende belang van duurzaamheid in de bouw, zal houtbouw alleen nog maar populairder maken. De vraag naar hout zal dus groter worden, met prijsstijgingen tot gevolg, die op hun beurt weer alternatieve verwerkingsmethoden zullen stimuleren.
Het komt er dus voor bouwheren, architecten en (stabiliteits-)ingenieurs op aan om zich bij de aanvang van een project terdege bewust te zijn van de actuele prijzen én van de arbeidsintensiviteit van bepaalde bouwmethodes. Met loonkosten die maar blijven stijgen, is dit laatste een niet te onderschatten factor in de totaalkost van een bouwproject.